Over iets meer dan een week start het nieuwe academiejaar. De voorbereidingen voor vakken en bijhorende lessen draaien weer op volle toeren. In het hoger onderwijs hebben we als docent een vrij grote vrijheid om zowel de inhoud als de aanpak onze vakken zelf vorm te geven. Nét daarom is het nuttig om regelmatig eens stil te staan bij de aanpak die men gebruikt.
Als ik kijk naar mijn eigen onderwijsaanpak, zie ik toch wel merkelijke evoluties gedurende de meer dan 20 jaar dat ik ondertussen professor ben:
- Als jong beginnend docent was ik voornamelijk bekommerd over de inhoud - en dan vooral de hoeveelheid pure kennis - die werd aangebracht. Het is een fase waar je vaak ook nog zelf sterk actief bent in wetenschappelijk onderzoek, en het is daarom niet verwonderlijk dat je zoveel mogelijk recente wetenschappelijke inzichten ook wil delen met studenten. Het is een aanpak die ik nu ook herken bij jonge collega's. Vakken worden soms té volgepropt, waardoor een vak een hoog "show-and-tell" gehalte krijgt. "Kijk eens wat we allemaal kunnen!" Maar dit leidt niet altijd tot inzicht bij studenten. De lessen zijn vaak wel "cool", maar hebben te weinig diepgang. Studenten vertellen ná, maar begrijpen niet altijd waar het in essentie over gaat.
- In een latere fase werd ik meer bekommerd om de werkvormen. Vroeg of laat begin je immers na te denken of je manier van onderwijs geven wel de best mogelijke is. Als docent begon ik me dan ook meer te interesseren voor de manier waarop er werd les gegeven, de organisatie en aanpak van oefenzittingen, van projectmatige vakken, ... M.a.w., je wordt meer bekommerd over hoe studenten je onderwijs ervaren dan wel over de fantastische inhoud die je met hen wil delen. Je inlezen in diverse onderwijsmethodologieën, maar ook eens kijken naar hoe andere instellingen één en ander op poten zetten, hoort er dan onvermijdelijk bij.
- In een verdere fase begon ik na te denken over waarom we hoger onderwijs geven. Wat willen we precies bereiken? Enkel maar kennis en vaardigheden overbrengen, of ook vooral een manier van denken en inzicht geven aan studenten? Het éne kan natuurlijk niet zonder het ander, maar het kan wel de focus verleggen. Door een selectie te maken in de kennis, kan je meer tijd besteden om dieper te gaan in de kennis die je wel behandelt. Is het belangrijker dat een student wel eens oppervlakkig hoort van tien topics, dan wel slechts van drie, maar de verworven inzichten zelf kan exporteren naar nieuwe topics die men zal ontmoeten in latere jaren? M.a.w., hoe brengen we kritisch denken over, en op welke manier?
Ik vermoed dat velen die het onderwijs genegen zijn wel een gelijkaardige evolutie hebben doorgemaakt doorheen hun carrière, dus misschien vertel ik hier niet zoveel nieuws.
Maar vroeg of laat moet je één en ander wel vertalen in een specifieke praktische aanpak in een les of hoorcollege. Die omslag wordt vaak té weinig aangebracht bij workshops of opleidingen allerhande over goed (hoger) onderwijs. Kaders om na te denken over je onderwijs zijn uiteraard goed, maar hoe vertaalt zich dat in praktische tips en tricks, de "truken van de foor", om een contactmoment zo boeiend mogelijk te maken? Je kan best "mee" zijn met na te denken over goed onderwijs, maar dat maakt je nog geen bevlogen of enthousiasmerend docent.
Doorheen de jaren heb ik hier met vallen opstaan wel wat ervaring in opgebouwd. Dus waar probeer ik op te letten bij het voorbereiden en ontwerpen van een hoorcollege? Een niet-exclusief lijstje ...
Afwisseling in vorm en inhoud
Het cliché van een universiteitsles als een 2 uur durende monoloog moet je absoluut trachten te vermijden. Een manier om dat te doen is om regelmatig af te wisselen van aard van de inhoud, maar ook van vorm waarin die inhoud gebracht wordt. Las na een sterk wiskundig bewijs een historische anekdote in. Vertel over een toepassing als je het eerder had over theorie. Op die manier kan je studenten met diverse interesses telkens bereiken. Niet alles is uiteraard voor iedereen interessant, maar hopelijk vind elke student wel iets dat hem of haar onmiddellijk aanspreekt. Dit geldt tevens voor de werkvorm zelf: slides afwisselen met filmpjes, afwisselen met een live demo, afwisselen met een uitwerking op bord ... Die voortdurende afwisseling zorgt ook voor kleine disrupties en houdt iedereen wakker, en bij de les ;-) !
Dit idee van voortdurende afwisseling wordt ook mooi verwoord door één van mijn wetenschappelijke helden, Richard Feynman:
Elke les heeft een goed afgelijnd topic
Stel dat je vak 11 lessen van telkens 2 uur telt (een typisch aantal voor een vak in 1 semester van 13 weken aan mijn universiteit).
Elk van die 11 lessen moet idealiter op zichzelf staand zijn. Uiteraard is er opbouw over de lessen heen en doorheen het vak, maar een les begint met een vraagstuk, een probleemstelling, "Wat gaan we vandaag behandelen?". Je bouwt gedurende die 2 uur dan verder de inhoud op, zodat je 120 minuten later landt bij een mooi afgelijnd eindpunt. Geen losse eindjes, geen "ik heb hier nog 10 minuutjes nodig volgende les om dit of dat af te maken ... ". Een student moet het auditorium verlaten met de idee dat het specifieke topic is afgehandeld, niet dat het slechts een deeltje was van een lange diarreelijn zonder begin of einde.
Dit impliceert natuurlijk dat je je vak in 11 duidelijke brokken onderverdeelt, en die hoeven niet altijd mooi de volgorde van het handboek te volgen. Wel moeten ze een mooi logisch en samenhangend geheel vormen.
Zelf houd ik hier zeer sterk aan. Mijn lessen zijn zo goed mogelijk op zichzelf staand binnen de context van het vak. Ik begin elke les met het grotere verhaal te herhalen: "Wat hebben we in de vorige lessen behandeld? Waar willen we naartoe? Hoe hangt alles tot nu toe samen? En op welk deel gaan we vandaag inzoomen?" Die verbanden leggen vind ik zeer belangrijk, het geeft de studenten ook de kapstokken om de individuele puzzelstukken samen te leggen tot een grotere puzzel. En elke les vormt precies 1 puzzelstuk ;-)
Daag studenten uit
Voor mij moet goed universitair onderwijs studenten leren nadenken, en hen in aanraking doen komen met kennis en inhoud die ze nooit eerder gezien hebben, of anders nooit op eigen houtje zouden ontdekken. Het is allemaal leuk om kant-en-klare vaardigheden aan te leren die direct inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt, maar daar heeft elk van ons nadien nog 45 jaar de tijd voor. Laten we de kostbare tijd aan de universiteit daar dus niet al te veel aan verknoeien.
Dat klinkt allemaal goed, maar hoe doe je dat, "studenten kritisch leren nadenken"? Ik moet toegeven dat ik dit nog steeds één van de moeilijkste uitdagingen als lesgever vind.
Een aanpak die ik tracht te volgen is studenten uit te dagen door hen vragen die discussie uitlokken voor te schotelen. Ze beseffen het misschien niet altijd, maar door hen een goed gekozen vraag te stellen, en dan de discussie te starten, kan je één en ander in beweging krijgen. Niet alle studenten voelen zich altijd comfortabel om mee de discussie te voeren, maar de stille aanwezigen pikken wel dingen op door actief te luisteren.
"Wat zijn de belangrijkste technologische uitvindingen van de 20ste eeuw?", "Wat maakt een computer anders dan andere machines?", "Wat zijn voor jou de belangrijkste eigenschappen van een algoritme?", "Waarom zijn recursieve algoritmen vaak een goed idee?", "Waarom stellen we een 3D object vaak voor een verzameling van geconnecteerde veelhoeken?" Elk van deze vragen zijn schijnbaar triviaal, maar hebben meerdere lagen, zonder een duidelijk goed-of-fout antwoord. In de exacte (beta-)wetenschappen wordt dit naar mijn aanvoelen té weinig gedaan, omdat men ook als docent vaak de reactie heeft dat er niet te discusiëren valt over een wiskundig bewijs of de correctheid van een computeralgoritme. Die correctheid is er, en niet onderhevig aan subjectieve argumenten. Maar je kan natuurlijk wel discussiëren over perifere aspecten, zoals of een bewijs veralgemeenbaar is, of de diepere betekenis en gevolgen ervan, of waarom we dit nu überhaupt behandelen, of zelfs over de esthetische ervaring van het algoritme dat we net gezien hebben ...
Eén en ander wordt mooi geïllustreerd in de film "Mona Lisa Smile", waarin Julia Roberts de rol van universiteitsdocente speelt. Na haar eerste les merkt ze dat studenten weinig zullen opsteken als ze zich netjes aan de syllabus houdt. Dus beslist ze de volgende les op een andere manier te starten ...
Vragen, vragen, vragen, ...
Eerder had ik het al over het cliché van de 2 uur durende monoloog. En ik hoop oprecht dat dergelijke manier van lesgeven tot het verleden behoort, of toch niet al te vaak meer voorkomt. Een goede les vraagt interactie, en dat betekent niet enkel discussies zoals hierboven uitgelegd, maar ook dat je als docent ruimte laat voor vragen vanwege studenten.
In de Vlaamse context voelen studenten vaak enige schroom om spontaan vragen te stellen. Misschien dat onze volksaard daar voor iets tussen zit? Als docent moet je dus wel studenten een comfortabel gevoel geven, zodat ze die schroom overwinnen.
In een ver verleden gebruikte ik een gimmick om vragen uit te lokken. Een student die een vraag stelde kreeg een Chokotoff. Dat bracht een ludiek elementje in de les, en af en toe ambiance als ik een snoepje doorheen de zaal wierp naar de laatste banken. Af en toe krijg ik nog steeds positieve reacties van voormalige studenten hierop, maar ik ben ermee gestopt omdat ik van sommige studenten ook negatieve reacties kreeg omdat ze het denigrerend vonden.
Een tiental jaar geleden ben ik uitvoerig beginnen werken met een online poll-systeem. Het laat toe om alle studenten op een eenvoudige manier te betrekken bij een vraag. Iedereen stemt op één van de mogelijke antwoorden al dan niet met discussie vooraf, dan toon je de antwoorden, je laat hen onderling opnieuw wat roezemoezend discussiëren, eventueel opnieuw stemmen; of je pikt er een aantal studenten uit om hun antwoord uit te leggen. Als je het goed aanpakt, verlaag je de drempel om vragen te stellen aanzienlijk, zodat je pakweg na 4 of 5 lessen het poll-systeem achterwege kan laten en de vragen spontaan komen.
Maar alleszins een gouden regel bij het beantwoorden van vragen: behandel elke vraag op een ernstige manier. Als professor is het zeer eenvoudig om een student belachelijk te maken bij het beantwoorden van een in jouw opzicht trviale vraag. Maar elke vraag heeft zin, en door op elke vraag - hoe onnozel ook - op een ernstige manier in te gaan, verlaag je ook de drempel voor volgende studenten, "Aha, we mogen dus vragen stellen! En de prof neemt ze zelfs au sérieux!" Een kwinkslag en grapje moet uiteraard kunnen, maar mag er nooit toe leiden dat de student zich aangepakt voelt. De andere studenten voelen dit immers ook, en op die manier creëer je een weinig responsieve sfeer in het auditorium.
Volgend clipje, uit "The Oxford Murders", en waarbij John Hurt als professor Elijah Wood als student van antwoord dient, vind ik sterk op het randje. Inhoudelijk als antwoord ok (wie kan er nu tegen Wittgenstein zijn?), maar qua stijl te vermijden. Maar het is film uiteraard, dus enige artistieke vrijheid speelt hier wel.
Tot besluit, als docent moet je je eigen onderwijsvormen voortdurend in vraag stellen, verbeteren, en evolueren doorheen de tijd. Wat goede praktijken waren 10, 20 of 50 jaar geleden zijn dat misschien niet meer vandaag. Onderwijsvormen passen zich ook aan de tijdsgeest en aan telkens nieuwe generaties. Elk jaar opnieuw werk aan de winkel dus!