dinsdag 22 februari 2022

Feedback in plaats van quotering

Dit semester voer ik een grotere verandering door in een vak dat ik doceer in 1ste bachelor. Waar van oudsher een aantal opdrachten tijdens het semester opgegeven werden aan studenten, die vervolgens werden ingediend en gequoteerd (en meetelden voor een totaal van 6/20), zal ik vanaf nu werken met niet-gequoteerde opdrachten, en meer inzetten op inhoudelijke, meer persoonlijke feedback. Alle punten zullen staan louter en alleen op het examen.

Ik worstel reeds langer met het opzet dat we vaak hanteren bij gequoteerde opdrachten. Té vaak zien studenten ze als een soort van verplicht nummer, en proberen ze op een gemakkelijke manier te voldoen aan de vereisten: ongeoorloofde samenwerking (wat niet strookt met de integriteit van een individuel quotering), gebruik van oplossingen online i.p.v. het werk zelf te doen, soms zelf regelrechte fraude. Aan de kant van het didactisch team is het verbeteren van opdrachten  - zeker voor grote vakken - vaak een oefening om zo snel mogelijk en zo uniform mogelijk elke ingediende opdracht te verbeteren, en wordt soms veel energie gestoken in het moeilijk maken voor studenten om achterpoortjes te gebruiken. Van die boswachter-stroper mentaliteit moeten we vanaf. Met een boutade zeg ik wel eens: "Binnen enkele jaren gebruiken studenten AI om opdrachtne in te dienen, en gebruiken professoren AI om opdrachten te verbeteren. Wat kan daar in godsnaam de bedoeling van zijn?"

Gedurende de zomermaanden, en na me ingelezen te hebben over alternatieve "grading"-systemen, heb ik dan de knoop doorgehakt. Uiteraard ben ik niet over één nacht ijs gegaan. Eén en ander is grondig doorgesproken met het didactisch team, de facultaire onderwijsondersteuners, en de onderwijscommissie van de opleiding waarin het vak nominaal geprogrammeerd staat.

Waar ik op mik is dat meer wordt ingezet op het inhoudelijke studeerproces. De individuele feedback die studenten zullen ontvangen op hun ingediende opdrachten zal helpen om de leerstof beter te begrijpen en beter onder de knie te krijgen. In onderwijsjargon heet dit dat we gebruik maken van formatieve feedback (gericht op het studeerproces), en niet op summatieve feedback (gericht op quoteren en punten).

Het opzet is dat niet-gequoteerde opdrachten een sterkere leerervaring creëeren. Doordat de "stress" van de quotering wegvalt, kan je je als student meer richten op het verwerven van kennis en inzicht, zonder je onmiddellijk te moeten bekommeren of een mindere opdracht nu al dan niet zwaar zal doorwegen in de finale beoordeling.

Bovendien zijn er ook andere voordelen:

  • Elke opdracht zal bestaan uit een aantal kleinere "milestones". Een student hoeft niet alles in te dienen, maar heeft de keuze om zich te richten op die milestones die het meest zullen bijbrengen. Uiteraard moedigen we iedereen aan om alle milestones te maken, maar als een student om één of andere reden geen milestone wil of kan indienen, is dat een vrije keuze zonder verdere gevolgen (behalve dan dat de student de inhoud van die milestone minder in de vingers zal hebben).
  • De individuele feedback per milestone zal ook gegeven worden naarmate studenten die milestone indienen. We gebruiken geen uniforme deadline waarop alle studenten de volledige opdracht indienen. Studenten hebben dus meer vrijheid om de opdracht in te plannen wanneer die beter in je tijdsbesteding past.
  • Vermits de opdrachten niet gequoteerd zijn (wat zou impliceren dat ze individueel gemaakt worden), hebben studenten nu de vrijheid om met mede-studenten te overleggen, samen te werken, te discussiëren, ... zonder dat men zich moet afvragen of dit wel kan volgens de regels van de academische integriteit. Idem geldtvoor zich te baseren op extern materiaal, zolang dit uiteraard maar op de juiste manier gerefereerd wordt.
  • De individuele feedback van de opdracht laat ook een meer vrije aanpak van de opdrachten toe. Een student kan een eigen methode en tools kiezen, of zelfs eventueel buiten de krijtlijnen van een individuele opdracht gaan.

Als didactisch team geeft dergelijk opzet ons ook de vrijheid om meer individuele en gerichte feedback te geven. Bij gequoteerde opdrachten speelt het gelijk behandelen van alle studenten een belangrijke rol: het gelijk en consistent quoteren, het op dezelfde manier feedback geven, het vermijden van eindeloze discussies achteraf over de quotering, ... In deze dingen kruipt vaak veel tijd, zonder dat ze effectief iets bijdragen aan het studeerproces en beheersen van nieuwe kennis door elke student.

Natuurlijk ben ik ook niet naïef. Het hanteren van opdrachten die weliswaar feedback opleveren, maar geen quoteringen, betekent ook dat er een mogelijkheid is dat een significant deel van de studenten de opdrachten niet meer zullen indienen. Uit de bevragingen die ik samen met facultaire onderwijsondersteuners heb georganiseerd bij studenten die het vak vorig jaar volgden, blijkt dit echter mee te vallen. Een grote groep studenten zegt nog steeds de opdrachten te zullen maken indien ze niet gequoteerd zijn. Of dat ook zal zijn is nog even afwachten.

Maar alles staat of valt met het goed inlichten van de studenten: Waarom de opdracht maken? Waarom zijn ze nuttig? Wat zal je aan kennis en vaardigheden verwerven? Welk type examenvragen sluiten aan bij de opdrachten? Daar heb ik de voorbije weken dus redelijk wat tijd aan gespendeerd.

Alleszins ben ik benieuwd naar de resultaten ...

woensdag 9 februari 2022

Verengelsing van ons Hoger Onderwijs

Deze tekst is een persoonlijke mening en weerspiegelt niet noodzakelijk de houding van de KU Leuven of opleidingen aan de KU Leuven waar ik bij betrokken ben als docent.

De verengelsing van ons hoger onderwijs is al een tijdje aan de gang. Weliswaar heeft de wetgever één en ander verankerd in de vorm van een maximaal aantal opleidingen dat in een andere taal dan het Nederlands kan worden aangeboden en een maximaal aantal anderstalige vakken dat in een Nederlandstalige opleiding mag staan, maar de instellingen van hoger onderwijs hebben hier steeds creatieve omwegen voor verzonnen. De trein der verengelsing dendert onherroepelijk verder.

Wat me zorgen baart is niet zozeer het gebruik van Engels in het hoger onderwijs, maar wel het gebruik van uitsluitend Engels. We dreigen op die manier een belangrijke component van ons onderwijssyteem – Nederlandstalig hoger onderwijs – langzamerhand verloren te zien gaan.

De vraag die men zich kan stellen is of dit erg is. Voorstanders van de verengelsing vinden uiteraard van niet, en halen vaak het argument van de internationalisering en globalisering aan. Een universiteit opereert nu eenmaal in een internationale omgeving, en dus kan men niet anders dan alle opleidingen in het Engels aan te bieden. There is no alternative! Maar is dit wel zo? Zitten we niet teveel vast in een eenheidsdenken?

Argumenten pro of contra verengelsing zijn grofweg onder te brengen in diverse categorieën:

  • Het al dan niet naleven (naar de geest of de letter) van de geldende taalwetgeving betreffende het hoger onderwijs;
  • Didactische gevolgen van onderwijs in een taal anders dan de moedertaal van vele studenten en docenten; 
  • Operationele optimalisatie: het al dan niet dubbel geven van vakken, of al dan niet in stand houden van opleidingen enkel op papier; 
  • Strategie van een universiteit of opleiding, vaak ingegeven door financieringsmechanismen en/of de plaats op de internationale rankings; 
  • Maatschappelijke consequenties van hoger onderwijs in een andere taal dan het merendeel van de bevolking.

Laten we op elk van deze thema’s wat dieper ingaan.

Huidige taalregeling.

De huidige taalregeling en -wetgeving is duidelijk. Een beperkt aantal bachelor- en masteropleidingen (uitgedrukt als percentage van het totale aantal) kan aangeboden in een andere taal dan het Nederlands. Maar een opleiding of een vak op papier betekent niet steeds dat die opleiding of dat vak ook effectief wordt aangeboden. Zogenaamde spookvakken en zelfs hele spookopleidingen zijn gangbaar geworden, en tot nu toe gedoogd door de universiteiten zelf.

Vaak wordt over het hoofd gezien dat een Nederlandstalige opleiding zelf ook tot 50% van de opleidingsonderdelen in een andere taal mag aanbieden (weliswaar met een aantal restricties). Dat laat op zich voldoende ruimte om een anderstalig aanbod in te richten, zonder dat daarom die Nederlandstalige moet verdwijnen.

Een Nederlandstalig vak betekent ook niet dat alle studiemateriaal in het Nederlands moet zijn. Als docent kan je best een anderstalig handboek of teksten gebruiken. Maar de contactmomenten, examens, e.d., moeten wel in het Nederlands plaatsvinden.

Didactiek

Het hoeft weinig betoog dat onderwijs in een andere taal dan je moedertaal, of dat nu aan studenten- of docentenkant is, een aantal nadelen heeft. Studies in Nederland tonen aan dat een Nederlandstalige student 50% minder woordenschat beheerst in het Engels, vergeleken met het Nederlands. En alhoewel docenten quasi allemaal een C1-niveau Engels hebben, moeten we ook wel toegeven dat niet elke les in het Engels even vlot gegeven wordt.

Engelstalige opleidingen vragen van internationale studenten vaak een taaltest, om na te gaan of men het Engels beheerst. Maar van Vlaamse studenten in dezelfde opleiding wordt dit doorgaans niet gevraagd. Op termijn is dat verschil natuurlijk niet houdbaar, en zullen ook Vlaamse studenten een test Engels moeten afleggen om toegelaten te worden. Maar wat indien men niet slaagt? Of wat met Vlaamse studenten die minder taalvaardig zijn? Voeren we dan taalfaciliteiten in, naar voorbeeld van de vele andere faciliteiten die nu ook reeds bestaan?

Er wordt ook wel aangevoerd dat we enkel masteropleidingen verengelsen, maar dat de bacheloropleidingen wel degelijke Nederlandstalig blijven. Echter, het hellend vlak loert hier om de hoek. En nadien zie je zo dat het middelbaar onderwijs zich meer en meer zal richten op Engels “als voorbereiding op de hoger onderwijs”.

We hebben het dan wel over het Engels, maar het zou correcter zijn het te hebben over het EMI (English as a Medium of Instruction), of het ELF (English as a Lingua Franca), waarmee dan bedoeld wordt die subset van het Engels die door niet-Engelstaligen wereldwijd gebruikt wordt. Soms wordt ook wel eens de pejoratieve term Globish gebruikt. Op zich vind ik het gebruik van een beperkter taalregister jammer. Academisch onderwijs is de meest gevorderde vorm van onderwijs, en daar hoort ook een correct taalgebruik bij. Het ontbreken van een uitgebreid vocabularium en mogelijkheid tot nuance impliceert daarbij een aantal beperkingen.

Uiteraard zal niemand ontkennen dat de communicatietaal van de wetenschap het Engels is. Maar onderzoek is iets anders dan onderwijs. En het is niet alsof hele generaties studenten in de afgelopen decennia géén taalvaardigheid in het Engels hadden (of het Frans, of het Duits ...), en daardoor minder kansen zouden gehad hebben op de internationale arbeidsmarkt.

Operationeel

Het langzaamaan uitdoven van ons Nederlandstalig onderwijsaanbod heeft ook te maken met het optimaal benutten van de tijd van docenten. Een parallel aanbieden van zowel Nederlandstalige en Engelstalige opleidingen betekent natuurlijk een dubbel aantal colleges. Bovendien is er de afgelopen jaren, als gevolg van de internationalisering van onderzoek, een ander pijnpunt ontstaan. Een groter aandeel van onze doctoraatsstudenten, die mee instaan voor didactische begeleiding, is niet Nederlandstalig. Vandaar dat al snel de stap naar verdere verengelsing gezet wordt, ook al omdat in sommige domeinen veel van het studiemateriaal reeds in het Engels is.

Echter, dergelijke beschouwingen kunnen nooit de eerste drijfveer zijn voor het de facto afschaffen van het Nederlandstalig aanbod. Ze kunnen natuurlijk wel in rekening gebracht eens een bepaalde keuze gemaakt is, en op welke manier academisch personeel als gevolg daarvan het best voor didactische taken kan ingezet worden.

Strategie

De globalisering en internationalisering zijn de voornaamste argumenten vóór een steeds verdere verengelsing. Het aantrekken van internationale docenten, onderzoekers, en ook studenten betekent dat we best alles in het Engels organiseren. In één beweging wordt dan ook maar gepleit om de voertaal van de hele universiteit Engels te maken. Of, zoals onlangs het geval was bij een Nederlandse universiteit, het gebruik van Nederlands op de campus volledig af te raden, omdat het niet inclusief genoeg zou zijn.

Eén en ander is natuurlijk ingegeven door diverse factoren, niet in het minst de beruchte rankings. Universiteiten zijn hier ondertussen zowat aan verhangen, en pakken fier uit met de minste beweging in de nieuwst gepubliceerde lijstjes. Maar die rankings hanteren natuurlijk een aantal parameters die internationalisering bevoordelen. Zouden ze dat niet doen, dan smelten een aantal argumenten weg. Inschrijvingsgelden zijn een andere factor. Niet-EER- studenten betalen een hoger inschrijvingsgeld. Die gelden vormen ondertussen een niet onaanzienlijk budget voor individuele opleidingen, in die mate dat er zelfs personeel van kan betaald worden. Het vraagt niet veel verbeeldingskracht om te weten of een opleiding liever een student aantrekt die 6000, dan wel 1000 euro inschrijvingsgeld per jaar betaalt.

Maatschappij

Hier moet het debat werkelijk over gaan. Als je universiteiten of zelfs individuele opleidingen laat beslissen of ze nog een Nederlandstalig equivalent willen aanbieden, worden té vaak de bovenstaande kruideniers- en louter utilitaire argumenten gebruikt. Maar een universiteit opereert natuurlijk in een bredere maatschappij, en staat niet als een ivoren toren op een verheven eilandje.

Fundamenteel moet men zich de volgende vraag stellen: Wat is de maatschappelijke rol van een Vlaamse universiteit, grotendeels gefinancierd met publieke middelen, in een Nederlandstalig taalgebied?

Het gebruik van louter een andere taal dan de taal van de maatschappij houdt het gevaar van vervreemding en elitarisme in. Dreigen we niet een klasse van jonge, hoogopgeleide, internationaal geörienteerde mensen te maken, die nog weinig voeling zal hebben met wat er in de maatschappij leeft? Die niet enkel tijdens de studies, maar ook nadien, misschien nét daarom nog weinig het Nederlands zullen gebruiken?

Wat ook met de diversiteit in de wetenschap? Taal en denkpatronen zijn verweven. Dreigen we met de verengelsing niet in een soort eenheidsdenken terecht te komen? Net zoals verschillende universiteiten een andere invulling geven aan een opleiding in dezelfde discipline, geldt dit ook voor diverse landen en taalgebieden. Opleidingen in verschillende talen creëren een rijker intellectueel landschap, geen enger.

Besluit

Alhoewel er uiteraard diverse argumenten vóór verdere verengelsing te vinden zijn, baart het me sterk zorgen dat dit een pensée unique dreigt te worden. Nederlands als taal in het hoger onderwijs dreigt te verdwijnen, en dit wordt naar mijn aanvoelen té vaak gezien als onvermijdelijk, alsof het de enige weg vooruit is. Zelden wordt er nog geluisterd naar andere argumenten.

Onderwijs – ook hoger onderwijs – in de eigen taal is zou een basisrecht voor de hele bevolking moeten zijn. Nederlandstalig hoger onderwijs is een publiek en gemeenschappelijk goed. De universiteiten kunnen en mogen dit goed naart best vermogen beheren, maar het is niet aan hén om deze verworvenheid eenzijdig af te schaffen.