donderdag 1 juni 2017

Mijn eerste conferentie, mei 1992

25 jaar geleden, in mei 1992,  woonde ik mijn eerste wetenschappelijke conferentie bij. Het betrof de 3rd Eurographics Workshop on Rendering, die georganiseerd werd in Bristol. Met een mede-doctoraatsstudent was ik hier op uit gekomen door discussies te volgen op Usenet, het toonaangevende medium voor communicatie op wat toen nog niet officieel zo heette in België, maar later gewoon zou bekend worden als het internet.

Op dat ogenblik was ik reeds 2 jaar aan het werken aan een doctoraat. Ik was begonnen in oktober 1989, en na een jaartje onderbreking wegens legerdienst opnieuw aan de slag sinds november 1991. In mei 1992 had ik nog geen enkele publicatie, was nog naar geen enkele conferentie geweest, had voornamelijk papers gelezen (dikwijls met maanden vertraging wegens nog geen online verspreiding), zelf wat graphics software in elkaar geknutseld, en uiteraard didactische taken vervuld. In een systeem waar een doctoraat werd begroot op 6 jaar was dat niet ongewoon.

Maar goed, na enig aandringen bij onze promotor kregen we groen licht om ons in te schrijven. Vliegtuigtickets boeken en hotels reserveren verliep toen nog per fax of telefonisch, dus alles moest lang op voorhand vastgelegd worden. En in het pre-chunnel tijdperk was naar de UK vliegen nog steeds een beetje avontuur.

De conferentie zelf was voor mij een echte eye-opener, en nu ik er vele jaren later aan terugdenk, is daar de échte kiem gelegd voor mijn wetenschappelijke carrière. Bij de terugkeer naar Leuven waren mijn motivatie en optimisme ettelijke grootte-ordes toegenomen, en ik voelde dat het misschien wel iets kon worden met het wetenschappelijk onderzoek dat ik wilde ondernemen.

Waarom was die eerste conferentie voor mij zo belangrijk?

Op die conferentie ontmoette ik andere wetenschappers, die ik voordien enkel maar kende als naam op wetenschappelijke papers. Door die mensen écht te ontmoeten, ging er plots een enorme wereld open. Niet dat ik als groentje dadelijk grote namen durfde aanspreken, maar je wrong je uiteraard wel tussen de gespreksgroepjes, en durfde al wel eens opmerking maken in een discussie … Het meest verbazende was nog dat je ook af en toe ernstig werd genomen. Ik heb nog steeds enkele handgeschreven nota’s liggen van een toenmalige coryfee die met mij een bepaald wiskundig vraagstuk bediscussieerde. Gewoon het feit dat dit mogelijk was, en je dit kon overkomen als onbekend doctoraatsstudent, maakte plots een wereld van verschil.

Ook leken al die papers plots veel bereikbaarder dan als je ze zelf las in proceedings enkele maanden later. Alles leek makkelijker, en ik kreeg ook de ambitie om daar het jaar nadien zelf te staan met een presentatie. Niet dat dat onmiddellijk lukte. Maar zelf iemand een presentatie zien geven, zwengelt het dat-kan-ik-ook-gevoel stevig aan. 

Gewoon door er aanwezig te zijn werd je deel van een groep onderzoekers die allen wereldwijd aan hetzelfde thema werkten. Het hielp natuurlijk enigszins dat er een soort van pioniersgeest heerste. Vele graphics-algoritmes die nu gangbaar zijn moesten nog uitgevonden worden, van Toy Story (de eerste volledig 3D langspeel-animatiefilm, 1995) was nog lang geen sprake, en een kleurenscherm met 24-bit kleuren op je bureau was een verre wensdroom. De specifieke setting zorgde ervoor dat vele jonge doctorandi contact zochten met elkaar. De netwerken die toen gesmeed werden, bestaan nog steeds.

Natuurlijk is de context van wetenschappelijk onderzoek, en mijn specifieke domein, ondertussen danig gewijzigd. Ik kan moeilijk oordelen of huidige doctoraatsstudenten eenzelfde soort van gevoel ervaren op hún eerste conferentie. Maar ik hoop het alleszins. Dat is ook de reden waarom ik elk van mijn doctorandi het eerste jaar naar één van de belangrijkste conferenties stuur, presentatie of niet. En in diegenen die met een wild enthousiast gevoel terugkomen, herken ik mezelf van 25 jaar geleden. En dat is ook een aangenaam gevoel …