vrijdag 20 juli 2007

Strategisch plan

De K.U.Leuven heeft een strategisch plan voor de komende jaren:
http://www.kuleuven.be/strategie/

Ik heb het nog niet helemaal gelezen, maar ondertussen kan u al meegeneiten van de commentaar van collega Rik Torfs:

(Copyright De Standaard, 19 juli 2007)

DE UNIVERSITEIT IN SPREIDSTAND
Kan een universiteit tegelijk tot de Europese top behoren en aan volksverheffing doen?

Twee jaar na haar aantreden publiceert de bestuursploeg van de KU Leuven een geïntegreerd strategisch plan 2007-2012 (DS 14 juli). Sommige stukken werden overgenomen uit de in gedragen volzinnen geredigeerde tekst die rector Marc Vervenne naar aanleiding van de verkiezingen in het voorjaar van 2005 publiceerde. Er staan ook nieuwe dingen in het plan, doorgaans kort en schematisch geformuleerd in het hedendaagse bestuurlijke jargon. Eenheid van stijl ontbreekt. Maar wie een overzicht wil van de activiteiten van de KU Leuven, wie peilt naar de verzuchtingen van haar bestuurders, of wie zich afvraagt hoe een universiteit vandaag reilt en zeilt, kan uit de lectuur van het beleidsplan lering trekken. Het is een interessant tijdsdocument. Toch mis ik een scherpe analyse van de positie die de universiteit vandaag bekleedt, waardoor een heldere toekomstvisie uiteraard moeilijk wordt. De universiteiten hebben de jongste jaren macht en aanzien verloren. In het plan is daar even sprake van. De 'afkalving van (de) bevoorrechte maatschappelijke positie' komt ter sprake. Ze wordt in verband gezien met 'de afbrokkeling van hun levensbeschouwelijke en morele gezag', wat ik een beetje flauw en algemeen vind klinken. Dat de universiteit onder zeer sterke controle van de overheid staat en haar beleidsopties zonder meer volgt, blijkt vooral tussen de regels door. En dat de laatste jaren de associaties (waarin naast een universiteit ook hogescholen hun plaats hebben) machtiger zijn geworden dan de universiteiten zelf, is een realiteit die wordt verdrongen. Het beleidsplan heeft het weliswaar over een bestuurlijke vervlechting tussen universiteit en hogeschool die stapsgewijs zal verlopen, maar verzwijgt dat de associaties en hun sterke leiders nu al grotendeels de dienst uitmaken. Het lijkt wel dat mijn universiteit zich neerlegt bij dit gegeven dat zij tegelijk niet onderkent. De dominantie van de overheid is ook op een ander vlak zichtbaar. Voor onze politici is de universiteit niet op de eerste plaats een kenniscentrum, maar een instrument om de maatschappelijke integratie te bevorderen. Zoveel mogelijk jongeren moeten participeren (denk maar aan het begrip outputfinanciering), allochtonen en vrouwen dienen uit hun minderheidspositie te worden gehaald. Dat zijn natuurlijk nobele doelstellingen, maar ze mogen de eigen aard van de universiteit niet verdringen. Hetzelfde gebeurt trouwens in andere sectoren van de samenleving. Neem nu cultuur: ze moet zodanig toegankelijk zijn voor iedereen, dat ze niet langer confronterend werkt, en precies op dat ogenblik houdt ze ermee op cultuur te zijn. De universiteit is steeds vaker een middel in plaats van een doel op zich. Daar moeten we ons over bezinnen. De consequenties van de overheidspolitiek zijn immers groot. Ze dwingt universiteiten om onverenigbare dingen na te streven. Ons onderzoek zou tot de 'Europese top' moeten behoren, en tegelijk moeten wij (al te veel) hogescholen op een academisch niveau helpen hijsen. Dat is onmogelijk, tenzij sommige richtingen resoluut voor de kwaliteit mogen gaan, terwijl andere zich vrijwel exclusief op volksverheffing moeten richten. Een derde acuut probleem komt in het Leuvense beleidsplan niet echt boven water: het beeld van de student als consument. In verschillende Vlaamse decreten vormt deze gedachte het impliciete uitgangspunt. De student sluit een contract met een universiteit en wil waar voor zijn geld. Hij wil kristalhelder weten wat hij moet doen om zijn diploma te behalen. Verder geen flauwekul. Dat is, vrees ik, een desastreuze gedachte, die aan het algemeen vormende karakter van de universitaire opleiding voorgoed een einde maakt. Het beleidsplan onderkent dit probleem niet, maar blijft het hebben over de 'ontwikkeling van een eigen levensvisie en levensproject' bij de student. Mooie woorden, een fraaie gedachte ook, maar een gedachte die niet spoort met de positie van de student als contractant. Die heeft perfect het recht om voor een diploma te gaan, zonder dat hij ook maar enigszins een algemene vorming beoogt. Wil de universiteit het anders, dan zal ze daarvoor moeten vechten. De universiteit van vandaag heeft minder macht, is een instrument in handen van de overheid, sluit contracten met de consumerende student. Die analyse moeten wij durven maken, dat is het uitgangspunt. En vervolgens mag de moed ons niet ontbreken om daaruit conclusies te trekken. Dat alles even waardevol is en wederzijds bevruchtend, kwaliteit en kwantiteit, doel en instrument, is een al te gemakkelijk besluit. Die gedachtegang ligt wel in de lijn ligt van het nieuwe beleidsplan, een document waarin pijn ver weg is, wat alleen kan door een heldere visie te vermijden. De veranderde positie van de universiteit leidt overigens tot nog andere vragen, die in het beleidsplan niet aan de orde zijn. Wat is de cruciale vraag in verband met het personeelsbeleid? Wie aan de universiteit werkt, wordt niet rijk. Het is moeilijk om op een krappe arbeidsmarkt goede mensen (niet alleen professoren!) aan te trekken. Zeker, voor artsen, ingenieurs of juristen zijn er mogelijkheden om hun inkomen via klinische praktijk, spin-offs of adviezen wat op te krikken. Maar de kloof met andere sectoren is groot zodat de slimste mensen aan de universiteit houden op een aantal gebieden niet langer mogelijk is. Daarbij komt nog dat een oude troef wegvalt. Vroeger stond tegenover minder geld een pak vrijheid. Vandaag heeft het geen zin om voor een universitaire carrière te kiezen als je niet van administratie houdt. Minder briljante professoren die graag papieren invullen: dat mag de toekomst toch niet zijn? Een beleidsplan moet daarover een visie ontwikkelen. Het profiel van de hoogleraar bepaalt immers hoe de universiteit in de toekomst zal worden bestuurd. Ondersteunt de academische overheid vooral initiatieven van onderuit, of probeert zij zelf de lijnen uit te zetten? Het beleidsplan blijft ook hier rijkelijk vaag: het heeft het over een 'goede balans'. Waarom niet durven kiezen? Creativiteit laat zich niet kooien. De universiteit staat of valt met het charisma en de inspiratie van concrete personen. Een slim beleid is nederig. Het ondersteunt veel, en legt weinig op. Vernieuwing onderkennen is moeilijker dan haar zelf tot stand brengen. Intelligentie is nederig.

1 opmerking:

Pieter zei

Zoals altijd is Prof. Torfs zeer scherp in zijn analyse van het probleem. Maar, commentaar geven is eenvoudig, het is een oplossing vinden die voor alle partijen aanvaardbaar is, wat het moeilijkst is. Prof. Torfs faalt bij al zijn uitstekende analyses zelfs maar een kleine hint te geven naar wat de oplossing zou kunnen zijn.